FAQs
Zit je vraag er niet bij, neem dan contact op door een mail te sturen aan: birdatlas.brussels@natagora.be
Algemeen
Wat is een FAQ?
FAQ staat voor Frequently Asked Questions. Op deze pagina staan een aantal veel voorkomende vragen vermeld met daarachter het antwoord. Deze vragen zijn een aanvulling op de handleiding en de FAQ-pagina wordt met enige regelmaat vernieuwd en aangevuld.
Waarom komt er nu al weer een atlas? De vorige (broedvogel)atlas verscheen pas in 2007?
De Brussesle vogelpopulaties veranderen in hoog tempo. Vanuit het natuurbeleid (zowel Brussels als Europees) is er grote behoefte aan actuele en nauwkeurige gegevens over verspreiding en aantallen van vogels. Voor de wintergasten zal het de eerste keer zijn dat er een gebiedsdekkend beeld wordt verkregen. Hoog tijd dus voor nieuwe actuele gegevens van alle Brusselse broedvogels en wintergasten.
Ik tel al jaren mee met SOCWAL/SOCBRU, DHOE/DPOE, SPA, ..., moet ik daar mee stoppen en alleen voor de atlas gaan tellen?
Nee, als je al jaren meetelt aan een project dan willen we uiteraard dat je daarmee doorgaat, want het veldwerk dat al jaren op dezelfde wijze wordt uitgevoerd, levert de meest bruikbare gegevens op. Bovendien, de gegevens uit de projecten worden straks ook gebruikt voor de atlaskaarten, ze zijn daarvoor zelfs hard nodig! Als je genoeg tijd hebt kan je naast je normale tellingen overwegen om ook een atlasblok onder je hoede te nemen.
Aanmelden
Hoe meld ik me aan?
Inloggen kan via je Sovon waarnemerscode. Ben je (nog) geen teller van Sovon of binnen het Avimap-project, dan kun je je online aanmelden op www.atlas-oiseaux-bruxelles.be. Per mail ontvang je dan je waarnemerscode waarmee je altijd kunt inloggen.
Ik ben medeteller maar heb geen waarnemerscode.
Ook medetellers hebben een waarnemerscode nodig om hun telgegevens in te kunnen voeren. Als je vermoedt dat je al wel een code hebt, stuur dan een mail naar birdatlas.brussels@natagora.be
Moet je al teller zijn in een ander project om mee te mogen doen aan het atlasproject?
Nee, dat hoeft niet. Het is wel handig als je al bekend bent met bijvoorbeeld broedvogelinventarisaties of watervogeltellingen en een beetje weet welke telprojecten er allemaal zijn.
Ik heb geen computer, hoe kan ik toch meedoen?
Dit atlasproject gaat geheel online. Waarschijnlijk ken je wel iemand die een computer en internet heeft. Wij willen je vragen om bij hem of haar de gegevens online in te (laten) voeren.
Praktische problemen
Wat moet ik doen als deel van mijn atlasblok aan de overkant van een snelweg of kanaal ligt?
Het liefste hebben we natuurlijk dat je het hele atlasblok voor je rekening neemt, maar in overleg met de coördinatoren is het mogelijk dat iemand anders daar gaat tellen.
Mijn blok ligt in de grensstreek, wat moet ik doen?
Onderzoek in het atlasblok alleen het deel dat op Brussels grondgebied ligt. Ook voor de gestandaardiseerde uurbezoeken bezoek je enkel het Brusselse deel van het hok, je past de tijd ook aan aan de oppervlakte (ligt bijvoorbeeld slechts de helft in Brussel, dan tel je slechts 30 minuten ipv een uur). In hokken waar minder dan 30% op Brussels grondgebied ligt, zijn geen uurbezoeken nodig.
Veldwerk (theorie)
Ik ben een beginnende teller, kan ik meedoen aan het atlasproject?
Het atlaswerk vraagt een zekere basiskennis. Je wordt geacht het gros van de Brusselse broedvogels en wintervogels op zicht én op zang te herkennen. Twijfel je over je capaciteiten, dan kun je altijd met een bevriende ervaren vogelaar meelopen om de fijne kneepjes van het inventariseren en tellen onder de knie te krijgen.
Moet ik elk jaar mijn geclaimde atlasblok opnieuw inventariseren?
Nee. Het is de bedoeling dat je een atlasblok in één broedseizoen en in één winterseizoen telt. Losse aanvullende waarnemingen in de jaren erna zijn uiteraard welkom.
Kan ik met meerdere mensen hetzelfde atlasblok tellen?
Met meerdere mensen één atlasblok tellen is mogelijk, maar er is altijd één hoofdteller die het aanspreekpunt is. De hoofdteller kan zelf aan zijn medetellers rechten toekennen om telgegevens in te kunnen voeren. De verdeling van het veldwerk dient dan goed te worden opgevolgd.
Ik tel in een beschermd natuurgebied. Regelt Natagora/Natuurpunt de vergunning bij de terreineigenaar om het terrein te mogen betreden?
Ja, in het Brusselse zijn de meeste natuurgebieden publiek domein. Natagora zal aan het CSBCN een afwijking aanvragen om deze reservaten te betreden. Deze zullen aan de tellers van die hokken worden bezorgd. Leefmilieu Brussel zijn ook zijn terreinmedewerkers op de hoogte brengen van het atlasproject en deze afwijkingen.
Mijn hok bevat parken of groene zones die privé-eigendom zijn. Regelen Natagora/Natuurpunt toegang tot deze gebieden?
Nee, de tellers wordt gevraagd zelf contact op te nemen met de eigenaars/beheerders van deze gebieden. Wel zal een aanbevelingsbrief worden opgemaakt die kan worden getoond en waarin om toestemming wordt gevraagd. Er zal eveneens een verklaring van deelname worden voorzien die je op zak kan hebben, en kan tonen aan wie erom vraagt.
Wanneer moet ik tellen?
Bij het claimen van je atlasblok heb je aangegeven in welke jaar je denkt je winter- en broedvogeltellingen uit te voeren. Hieronder staan alle telperioden nog een keer overzichtelijk op een rij.
Hoeveel tijd kost het onderzoeken van een volledig atlasblok?
Het gestandaardiseerde onderzoek kost 2 bezoeken = 2 uur (per seizoen). De aanvullende bezoeken om de soortenlijst van je atlasblok compleet te maken zijn deels afhankelijk van biotoop en telinspanningen. We adviseren om, per seizoen, minimaal 3x de overige km-hokken te bezoeken.
In het broedseizoen hoort daar ook minimaal één nachtbezoek bij. Grensblokken en blokken met groot open water kosten minder tijd.
Ik wil alleen de broedvogels of wintervogels tellen. Kan dat?
Als je een heel sterke voorkeur hebt voor alleen het broedvogeldeel of het wintervogeldeel, dan is dat bespreekbaar, maar we vragen je wel om dan (eventueel in overleg met de coördinatoren) te helpen zoeken naar iemand die het andere deel voor zijn/haar rekening neemt.
Ik heb belangstelling voor een atlasblok maar het is al geclaimd.
Laat je voorkeur aan de ReCo weten, mogelijk kun je met de andere teller samenwerken. Mocht het atlasblok toch niet geteld worden door de andere teller dan neemt de ReCo contact met jou op.
Ik heb moeite om de aantalsschattingen van het totaal aantal broedparen in mijn atlasblok te bepalen. Kan ik daar hulp bij krijgen?
Jazeker, in overleg met de coördinatoren is het natuurlijk mogelijk om daarin ondersteuning te krijgen. Mocht het desondanks niet lukken om schattingen te maken, laat het geen belemmering zijn om mee te doen of de gegevens in te voeren. Stuur je gegevens altijd in. Desnoods verzorgen de atlascoördinatoren de schatting (in overleg met jou).
Kan ik mijn bijzondere waarneming ook onder embargo invoeren zodat de waarneming geheimgehouden blijft?
Ja dat kan. Bij sommige, vooral zeer zeldzame en/of kwetsbare soorten zal een waarnemer mogelijk reserves hebben om de observaties door te geven. Zal een (nieuw) broedgeval ter plaatse niet verstoord worden door bijvoorbeeld kwaadwillenden of een teveel aan belangstelling? Toch is het van groot belang dat ook deze broedgevallen gemeld worden. Het gaat immers om wezenlijke informatie over het voorkomen van bepaalde soorten; met vaagheid is niemand gediend. Waarnemers worden opgeroepen om broedgevallen van zeer zeldzame en/of kwetsbare soorten niet achter te houden, maar door te geven via de atlas-oiseaux-bruxelles.be of via waarnemingen.be. In de atlassite kunnen enkel de atlascoördinatoren je waarnemingen zien. Op waarnemingen.be kan je aangeven of geheimhouding gewenst is door het instellen van een vervaging of embargo. Bedenk daarbij dat publicatie van broedgevallen meestal pas na de atlasperiode plaatsvindt; bovendien worden geen exacte locaties bekend gemaakt van soorten die als kwetsbaar worden beschouwd. Bij deze soorten wordt in publicaties alleen aan de regio gerefereerd.
Veldwerk (theorie)
Welke soorten moet ik tellen?
In dit atlasproject worden alle in het wild voorkomende Brusselse vogels geteld, dus ook zogenaamde exoten en (ontsnapte) verwilderde kooivogels die in de vrije natuur voorkomen.
Zijn er nog praktische veldwerktips?
-Gebruik voor het veldwerk een klembord met elastieken om je veldformulieren goed vast te zetten.
-Gebruik felle kleuren pennen of (watervaste) stiften om veldnotities te maken. Als het veldformulier nat wordt geven niet-watervaste stiften/pennen vlekken.
-Gebruik van een potlood is ook een mogelijkheid maar de grijze kleur kan deels wegvallen tegen de kleur van de kaarten.
-Verken je atlasblok en kilometerhokken van te voren zodat je tijdens het echte veldwerk niet voor verrassingen komt te staan (afgesloten terrein, wegomleggingen, ontbrekende paden in het bos die wel op de kaart staan etc.).
Waar kan ik de lijst met broedcodes vinden?
De lijst met broedcodes is terug te vinden op de achterzijde van de veldformulieren voor het broedseizoen. Voor het atlasproject zijn ze een beetje aangepast t.o.v. een reguliere broedvogelinventarisatie.
Welke broedcodes worden het meest gebruikt?
De meeste broedvogelwaarnemingen die je doet vallen onder enkele veel voorkomende broedcodes:
1 (Bijv. een Fuut op een vijver in het voorjaar).
2 (Bijv. Zingende Zwarte Roodstaart op een dak).
3 (Bijv. een koppel Slechtvalken op een gebouw in het voorjaar).
Moet ik groepen vogels in de winter nauwkeurig tellen of schatten tijdens de gestandaardiseerde uurbezoeken? Immers, nauwkeurig tellen gaat ten koste van de zuivere teltijd!?
Tijdens je uurbezoeken schat je grof het aantal (dan heb je tenminste een getal indien de groep plots wegvliegt). Dat aantal noteer je op je veldformulier. Ben je klaar met je telling en de groep is nog steeds aanwezig, dan kun je de groep buiten de teltijd nauwkeurig tellen en dat aantal uiteindelijk invoeren. Deel de groep eventueel op in groepjes van 5 of 10 vogels, en tel het aantal van deze groepjes.
Moet ik overvliegende vogels ook noteren?
Nee, in principe noteer je alleen vogels met terreinbinding. Dus (in de winter) een groep Wulpen bij een waterplas, een Merel in de dakgoot en een biddende Torenvalk boven een weiland. Een laag over de huizen jagende Sperwer telt dus wel mee, of (broedtijd) een foeragerend groepje Gierzwaluwen (hoog) boven de stad. Hoog overvliegende vogels die strak doorvliegen en geen aanstalten maken om binnen je hok te landen (geen gebiedsbinding), tellen niet mee voor dit atlasproject. Er is echter een uitzondering voor de winterperiode.
Hoe ga je om met mogelijke dubbeltellingen?
Bij twijfel noteer je altijd het hoogste waargenomen aantal van een soort tijdens een bezoek.
Wat moet ik doen als ik weet dat een soort ergens zit, maar ik kan hem niet vinden?
Van verschillende tellers krijgen we signalen dat ze enige moeite hebben met het feit dat ze tijdens hun tellingen niet alle soorten waarnemen, waarvan ze weten dat er zitten. Het is misschien verleidelijk om er een soortje 'bij te smokkelen' of de telling te verlengen tot hij gevonden is. We vragen uitdrukkelijk dat NIET te doen. De punt- en kilometerhoktelling zijn qua tijd begrensd om te kunnen bepalen wat de trefkans is om een soort in leefgebied 'x' tegen te komen. Deze kansberekening wordt minder nauwkeurig wanneer 'gesmokkeld' wordt met de telresultaten.
De aanvullende atlasbezoeken zijn er voor om de soortenlijst voor je atlasblok aan te vullen. Bovendien worden in de totaallijst ook de andere tellingen en 'losse' waarnemingen uit o.a. waarnemingen.be gepresenteerd. Noteer dus op je telformulieren wat je daadwerkelijk hebt geteld en niet wat je weet/denkt dat er zit.
Tijdens mijn telling kom ik een slaapplaats tegen. Moet ik die tellen?
Nee, slaapplaatsen hoeven in het kader van het atlasproject niet geteld te worden. Deze kun je uiteraard wel doorgeven via waarnemingen.be.
Wat doe ik met mogelijke doortrekkers tijdens het broedseizoen?
Hoe ga je om met een Tapuit die opduikt op een ogenschijnlijk geschikte broedlocatie, schrijf je die op en zo ja met welke broedcode? Een Tapuit in de duinen, schrijf je met broedcode 1 op (vogel in geschikt broedbiotoop), een foeragerende Tapuit op een akker telt niet mee. Uiteraard gebruik je als teller je gezonde verstand en doe je later in het seizoen nog een keer de moeite om hem terug te vinden. Ander voorbeeld: een zingend Paapje in een kruidenrijk grasland krijgt broedcode 2, een Paapje op een paaltje langs een akker doet niet mee.
ijdens de voorjaarstrek (globaal vanaf begin april tot half mei) duiken op allerlei plekken steltlopers op. Ze tanken hier bij om vervolgens door te vliegen naar de broedgebieden in het noorden. In sommige gevallen blijven ze wat langer hangen en kunnen dan ook gaan baltsen. Noteer dit soort waarnemingen echter NIET want het gaat niet om broedvogels, maar eigenlijk alleen om vogels op trek. Let wel, is een baltsende Oeverloper begin juni nog aanwezig, dan wordt het natuurlijk wel zeer interessant om die zo goed mogelijk te documenteren, want dat zou op een broedgeval kunnen duiden.